Uitstrijkjes – baarmoederhals kanker

Eens in de drie jaar wordt best een uitstrijkje gemaakt van de baarmoedermond. Als er bij het uitstrijkje kleine afwijkingen worden gezien, moet het uitstrijkje na zes maanden worden herhaald. Dan wordt het uitstrijkje getest op HPV. Door het bevolkingsonderzoek kan baarmoederhalskanker vroegtijdig worden opgespoord. Onderzoek start vanaf uw 25ste verjaardag iedere 3 jaar. De laatste is als u zestig bent.

Wat is HPV ?

Bijna iedereen komt in zijn of haar leven in aanraking met HPV. Deze Humaan PapillomaVirussen (HPV) leven op of in de huid en slijmvliezen. Er zijn meer dan honderd verschillende soorten HPV. De meeste geven geen klachten. Sommige kunnen wratten, andere kunnen na jaren kanker veroorzaken.

Wat zijn de verschijnselen?

Een infectie met HPV verloopt vaak ongemerkt. Het afweersysteem van uw lichaam pakt het virus aan en ruimt het op. Vaak is HPV binnen een jaar uit uw lichaam verdwenen. Soms blijft het virus veel langer in uw lichaam zonder dat u daar iets van merkt.

Sommige soorten HPV kunnen op den duur baarmoederhalskanker veroorzaken. Het zijn de virussen HPV16 en HPV18 die 70% van de gevallen van baarmoederhalskanker veroorzaken. De rest wordt door andere soorten HPV veroorzaakt.

Baarmoederhalskanker komt gelukkig maar weinig voor. In Nederland krijgt ongeveer één op de 160 vrouwen gedurende hun leven baarmoederhalskanker.

Heel zelden veroorzaakt HPV ook andere vormen van kanker zoals: anus-, penis-, vagina- en keelkanker.

HOE ONTSTAAT EEN HPV-INFECTIE?

De virussen die baarmoederhalskanker kunnen veroorzaken zijn erg besmettelijk. Iemand die seksueel actief is komt altijd wel met het virus in aanraking. HPV wordt overgedragen door contact tussen de slijmvliezen van de penis, vagina of anus. Het virus kan ook op de onderbuik en billen zitten en tijdens het vrijen via de huid, vingers of mond worden overgedragen.

ADVIEZEN

Vrijen met een condoom verkleint de kans op besmetting met HPV, maar beschermt zeker niet volledig tegen HPV. Het virus zit ook op de huid rondom de geslachtsorganen.

VACCINATIE

Vaccinatie kan het aantal vrouwen dat baarmoederhalskanker krijgt nog kleiner maken. Meisjes vanaf twaalf krijgen de prik op school. Ze krijgen drie prikken: de eerste prik, een maand later een tweede prik, en 5 maanden na de tweede prik een derde prik. Na de drie prikken zijn de meisjes beschermd tegen infectie met HPV16 en 18. Als een meisje of jonge vrouw al seksuele contacten heeft gehad, dan is de kans dat zij al met HPV in aanraking is gekomen redelijk groot. Heeft zij één seksueel contact gehad, dan is de kans dat vaccinatie ook dan nog helpt redelijk groot. Bij meer seksuele contacten wordt het onzeker of vaccinatie nog wel zin heeft.

Jongens worden niet ingeënt, omdat onduidelijk is of daardoor de kans op baarmoederhalskanker bij vrouwen vermindert. Als zij HPV hebben kunnen ze het virus overdragen.

Omdat de vaccinatie niet tegen alle soorten HPV beschermt, is het voor elke vrouw belangrijk om vanaf haar 25ste aan het bevolkingsonderzoek naar baarmoederhalskanker mee te doen.

MEDICIJNEN

Er zijn geen medicijnen tegen de virussen die baarmoederhalskanker veroorzaken.

HOE GAAT HET VERDER?

Natuurlijk blijft het van belang dat vrouwen bij klachten onderzoek laten doen. Oók als ze gevaccineerd zijn of kort geleden een uitstrijkje hebben laten maken. Klachten zijn bijvoorbeeld:

– abnormale vaginale afscheiding of

– onverwacht vaginaal bloedverlies (zoals na het vrijen, tussen twee menstruaties of na de overgang).

Maak bij dit soort klachten een afspraak voor het spreekuur. We maken dan (opnieuw) een uitstrijkje en kijken of verder onderzoek nodig is.

Door de HPV-vaccinatie en het bevolkingsonderzoek maken we de kans op baarmoederhalskanker heel klein. Wordt baarmoederhalskanker in een vroeg stadium ontdekt, dan is het vaak nog goed te behandelen.